(Dit is een inkijkje in een sessie/ontmoeting uit mijn praktijk, om een beeld te krijgen van hoe ik werk. Een sessie duurt rond de 1,5 uur. Ik werk met de thema’s ‘verlies, intimiteit en expressie’. Uiteraard heb ik deze vrouw gevraagd of ik dit mocht schrijven. Ze vond het een mooi idee, juist om anderen te laten zien hoe belangrijk het is jezelf te uiten en liefdevol met je pijn om te gaan. Het is zo jammer als iemand 20 jaar lang zijn of haar pijn alleen torst en vastraakt in zichzelf. Goed om te vermelden is: elke sessie is anders, ik volg geen vaststaande methode, techniek of protocol, elk mens is immers anders. In de sessie probeer ik te voelen en in te zetten wat passend en behulpzaam is voor deze specifieke persoon.)
…
Ze kwam mijn praktijk binnen en oogde ietwat onzeker. Of ik ook met mensen werkte die nare seksuele ervaringen hebben gehad, had ze aan de telefoon gevraagd.
‘Zeker’, had ik haar bevestigd.
Ze vertelde over de gevangenschap die ze al 20 jaar ervaart. Sinds het incident heeft ze alle fysieke intimiteit die gericht was op seksualiteit ontweken. Ze voelt zich vervreemd en merkt dat het naarmate de jaren vorderden ook een behoorlijk wissel heeft getrokken op haar sociale leven en vriendschappen. Ze kan het gevoel benoemen, maar voelt grote angst voor de confrontatie met aanraking. De aandacht op andere dingen richten was tot nu toe haar devies. Maar het werkt niet meer.
Wanneer ze vertelt dat ze hunkert naar genegenheid en ter gelijke tijd als de dood is voor wat er kan ontstaan, komen de tranen. Ze zit vast zegt ze. Kan niet meer voor- of achteruit.
Moedig als ze is, heeft ze het besluit genomen het beest in de bek te kijken. De angst die bij haar geraakt wordt voelt als doodsangst. Ze is bang geworden voor zichzelf. Voor de beelden die ze probeert niet meer te zien.
Jarenlang negeren, overrulen en wegduwen van de pijn heeft geresulteerd in zelfafwijzing, oordelen, twijfel, vervreemding en heel veel onzekerheid. De pijn is zoveel geworden dat ze bang is dat de stoppen doorslaan wanneer ze haar mentale controle opgeeft.
Maar ook haar mentale systeem kraakt nu, is moegestreden.
Haar lichamelijke klachten hebben zich met name de laatste 10 jaar opgestapeld.
Ze zegt me: ‘Ik weet het heus wel, ik weet wel waar die klachten vandaan komen… ik ben alleen maar aan het vechten, aan het vechten en volhouden en ik ben zo moe Gonneke, ik zie het niet meer zitten, ik crash. Ik ben bang voor de beerput en bang dat ik het nooit opgelost krijg, dat het nooit over gaat.’
Je hoeft hier niet iets ‘op te lossen, te werken of te fixen, we gaan hier alleen maar ‘Zijn’, zeg ik. Zijn met alles in jou wat gezien wil worden, wat schreeuwt om erkenning. Ik vraag haar te gaan liggen, met kleren aan, op haar rug, op de massagetafel. Dat voelt al heel eng. Ze waarschuwt me voor zichzelf. Ze is bang dat ze ‘raar’ gaat doen of me gaat slaan. Ik zeg haar dat niks ‘raar’ is en dat ik de angst in haar kan voelen. Ik leg mijn hand op haar schouder en zeg rustig dat ik niks zal doen tegen haar wil, dat ik rustig begin, niks forceer en dat zij ten alle tijde aan mag geven wat ze wil, wat ze nodig heeft en waar haar grens ligt.
Ik leg eerst één hand op haar haar en daarna één hand op haar buik. Ze verstart. Ik probeer de rust en compassie die ik voel, via mijn handen en mijn ademhaling met haar te delen en haar gerust te stellen met mijn ogen.
“Vertel maar wat er gebeurt in je…als je wilt dat ik mijn hand weghaal, dan doe ik dat..”
Haar ogen schieten vol. Door haar verkramping heen zegt ze me mijn hand te laten liggen. Ik zie haar worstelen. Ze wil er naartoe, er is geen andere weg meer. Er zit spanning op haar kaken en haar slapen. Ook zie ik spieren aantrekken onder haar sleutelbeenderen, haar maag en flanken en haar liezen. Het is alsof ze zichzelf schrap zet.
‘Wat is er in jou gebroken?’ voel maar, je hoeft niet te praten.
‘Wat ben je gaan vinden over jezelf?’
‘En hoe voelt dat?’ …zijn vragen die ik intuïtief en zacht met tussenpozen stel.
Ze hoeft geen antwoord te geven, daar gaat het niet om. Het is het gewaarworden, het uiten, het laten lopen van de tranen en de boosheid…
Eerst is er het huilen… ik zie haar naar binnen keren, voelen en rouwen. Dan, na een tijdje fluistert ze: ‘ik ben mezelf gaan minachten’ Ik zie dat het besef steeds dieper binnen dringt… ‘jeetje… ik ben mezelf gaan minachten’, … ‘neeee, ik ben mezelf gaan minachten!’… ‘ik heb mezelf afgeschreven, gediskwalificeerd voor alles in het leven…’
Het verwordt tot een hartverscheurende, een soort wanhopige, boosachtige schreeuw…
“IK BEN MEZELF GAAN MINACHTEN!!!” gevolgd door een onbedaarlijk snikken…
Ik laat haar huilen, haar vuisten ballen zich samen. Ze trapt met haar hakken op de tafel. De kwaadheid, onmacht en de zelfafwijzing komen boven. Het is de cirkel die al jaren in haar ronddraait en haar gek maakt.
Wie is die hardheid? vraag ik.
‘Wie?’ vraagt ze verward.
Ja ‘wie’, zeg ik.
Wat zou je tegen mij zeggen als ik hier zou liggen en zo zou worstelen en mezelf er zo voor op mijn kop zou geven? De identificatie met haar pijnmoment raakt even wat los en ze denkt na. Dat zegt ze met lichte irritatie: “Nou, dat het begrijpelijk is en dat het niet jouw schuld is. Dat je lief voor jezelf mag zijn en dat het jammer en onterecht is als je zo afstraffend naar jezelf doet.”
Ok, zeg ik, en kan je dat ook tegen jezelf zeggen of geldt het dan niet?
“Ik zeg het wel, maar ik geloof het niet” zegt ze, met een licht zakelijke stem.
Ok, dus wie is die hardheid in jou? Die overtuiging dat jij geen compassie verdient? Doe je ogen maar even dicht en ga voelen.
Ze doet dit en ik zie haar nog een laag dieper zakken, enkele minuten verstrijken. Ze verstilt en tranen biggelen langzaam uit haar ooghoeken op het overtrek.
“Ik hoor allemaal zinnen” zegt ze.
Spreek ze maar uit, zeg ik.
“Ga dan EMDR doen of psychotherapie, zorg dan dat je iets vindt wat helpt.” (mijn zus)
“Als je zo doet krijg je later nooit een man” (dat is mijn moeder)
“Je maakt het er zelf naar, moet je maar luisteren…” (mijn vader, na zijn woedeuitbarsting omdat ik iets ter discussie stelde of niet naar zijn zin deed, iig draaide het er op uit, dat hij gelijk had en ik schuldig was en in de pas moest lopen) of later zei hij:
“Jij komt zo nooit ene steek verder, je kan wel blijven kniezen maar daar wordt niemand gelukkig van.”
“Huppekee meisje, nou niet zeuren, schouders er onder…” (mijn moeder vroeger)
“Je denkt ook zoveel na, je moet het niet zo ingewikkeld maken” (vriendinnen)
“Wie ik was en hoe ik dingen deed werd stelselmatig afgekeurd. Mijn gevoelens werden weggewuifd of als lastig gezeur bestempeld. Ik geloof dat ik sinds die verkrachting continu commentaar heb op mezelf, net zoals dat anderen dat vroeger naar mij toe hadden. Het is ook zo verwarrend. Mijn ouders wisten ook niet hoe ze met me om moesten gaan. Ze vonden het heel erg voor me, maar wilden ook dat ik van de pijn af kwam, mijn leven herpakte. Dat lukte niet zo goed. Ik ging mijn gemoed en strubbelingen voor hen verzwijgen omdat zowel zij als ik er geen raad mee wisten. Ik had het gevoel dan ik hen teleurstelde met het feit dat ik er nog niet overheen was.”
Kan je voelen hoe verdrietig dit is? vraag ik zacht.
Ze bijt op haar lip en knikt. Naast haar hoofd zijn natte grijze vlekken ontstaan, een zoute mix van tranen en uitgelopen mascara.
We zijn stil.
En nu? Vraag ze.
‘Nu niks’ zeg ik, ‘het is tijd voor zachtheid, tijd om maar even te zijn met dit besef. Om gewaar te zijn hoe dit voor jou was en hoe onthand en alleen jij je voelde. Het hoeft niet weg, het vraagt aandacht.’
Ik leg een dekentje over haar heen en zet wat thee, terwijl de Oosterse klanken van zangeres Ajeet Kaur zacht door de ruimte bewegen.
5 Minuten later zitten we aan een dampende kop Bengal Spice.
“Dankjewel, zegt ze, ik ben moe maar voel me ook lichter. Het voelt eng en fijn tegelijk en ik voel dat het heel goed is. Ik heb het nog nooit tegen iemand gezegd of überhaupt hardop gezegd.” ‘Wat‘, vraag ik?
“…Dat ik mezelf minacht’, zegt ze schuchter, Het is heel naar.”
‘Ja zeg ik, zo naar dat je zelfs dat afkeurde en geen kant meer op kon, terwijl je zoveel liefde nodig hebt. Maar nu mag het er zijn en je leeft nog.’
We moeten lachen.
Haar houding is anders dan toen ze binnen kwam, haar schouders zijn lager en haar borstkas meer open. We zijn op weg, fijn. We maken een afspraak voor over 3 weken. En terwijl ze de deur uitloopt grap ik haar toe: ‘onthoud je het codewoord?’
Huh? lacht ze…
‘Zacht’ zeg ik.
“Ja zacht” zegt ze.
Ontroerd blijf ik achter. Er is nog een lange weg te gaan, maar wat heb ik toch mooi werk. Wat is het bijzonder om iemand te ontmoeten in al deze kwetsbaarheid. Ik voel me dankbaar voor het geschonken vertrouwen en de moed. Het is fijn om te kunnen helpen in pijn leren aankijken, dragen en verzorgen.